Toen het Rode Leger op 27 januari 1945 bij het concentratiekamp Auschwitz-Birkenau aankwam, waren de crematoria van het kamp verwoest. De Duitsers hadden voor ze wegvluchtten de kleedruimtes, de gaskamers en de verbrandingsovens opgeblazen en de meeste mensen van de Joodse sonderkommando's vermoord om geen getuigen achter te laten. Desondanks hebben enkelen van hen het overleefd en konden hun verhaal doorvertellen. Ook zijn er later aantekeningen gevonden van enkele Sonderkommando-leden die het niet overleefd hebben. De sonderkommando's waren meestal Joodse gevangenen die werden gedwongen mee te helpen bij de executie van hun medegevangenen.
