De briefschrijver feliciteert het Nieuw Isr. Weekblad met haar achtendertigste verjaardag. Hij spreekt vol lof over de inburgering en het "Joodsche Krantje", zoals legio huismoeders het noemen, is een sieraad van de vrijdagavond. Vervolgens gaat hij in op een zinsnede uit het vorige nummer waar over een grote schenking in Amerika werd gesproken. Dan maakt hij nog reclame voor de liefdadigheidsvereniging O.Z.O.V.G. waarvan hij vice-voorzitter is.
