Nieuw Isr. Weekblad, vol. 39(1903), nr. 13, p. [3]
De briefschrijver uit Den Haag ergert zich er aan - en velen met hem - dat een koor uit Amsterdam is uitgenodigd om de eredienst ter gelegenheid van de installatie van de nieuw benoemde opperrabbijn op te luisteren. Dit terwijl iedereen de prestaties kent van de Haagse zangers.