Nieuw Isr. Weekblad, vol. 40(1904), nr. 6, p. [2e bl 2]
De schrijver bespreekt eerst met een vriend de aanstaande kerkenraadsverkiezing; vervolgens prijst hij enkele jongedames die op het station in Arnhem Russische Joden, die op de trein naar Rotterdam wachtten, voorzagen van eten en drinken. Daarbij klaagt hij zijn geloofsgenoten in Rotterdam aan, dat zij te weinig doen voor deze, door lijden getekende vluchtelingen in tegenstelling tot enkele christenen.
