Charlotte staat op het station en kijkt op een grote hangende klok hoe laat het is. Charlotte is van opzij gezien, ze kijkt naar rechts omhoog naar de klok die ruim over half twee aanwijst Charlotte bedenkt zich dat ze zich "alle drie" (Daberlohn, Paulinka en Albert ?) goed amuseren gezien het lange wegblijven van Daberlohn.